Brainport Industries vierde afgelopen week het tienjarig bestaan. Hoog tijd voor een gesprek met de man van het eerste uur en directeur van de coöperatie John Blankendaal.
Waar is hij trots op? Zijn er dingen die hij achteraf anders had gedaan? En wat kunnen we de komende jaren nog van Brainport Industries verwachten?
Al in zijn tijd bij de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) ruim vijftien jaar geleden zag John Blankendaal de potentie van de maakindustrie. Alleen, zo blikt hij terug, het ontbrak aan samenwerking in de keten. “Je had wel allerlei initiatieven en samenwerkingsverbanden maar de samenhang hiertussen ontbrak. Al snel ontstond het plan om de hele keten bij elkaar te brengen. Dus niet alleen de OEM’ers, zoals ASML en Philips en hun leveranciers. Maar ook onderwijs- en onderzoeksinstellingen, ontwikkelingsmaatschappijen, investeerders en overheid. Dat zou pas echt impact hebben.”
Uiteindelijk werd Brainport Industries in 2011 door zeven bedrijven uit de industrie opgericht: NTS, Frenken, Eurotechniek, HTR, Van Berlo, Sioux en Van de Hoorn Buigtechniek. “Ook Philips was hier nauw bij betrokken. Het idee was – en dat is het nog steeds overigens – om door samenwerking de concurrentiepositie van de Nederlandse maakindustrie te verbeteren.”
Inmiddels telt Brainport Industries 106 aangesloten bedrijven, hoe verklaar je deze groei?
“Het geeft aan dat de behoefte om samen te werken enorm is. Samenwerking is van belang in de concurrentiestrijd. Door meer als netwerk te acteren kun je risico’s delen, innovatie versnellen en producten sneller naar de markt brengen. Ik ben ervan overtuigd dat concurrentie veel meer plaatsvindt tussen verschillende ketens dan tussen individuele bedrijven. Steeds meer ondernemers zien, denk ik, in dat samen optrekken economisch voordeel kan opleveren.”
Zit er een plafond aan de groei?
“Het moet natuurlijk wel bestuurbaar blijven. Iedereen is lid van dezelfde club, maar je bent natuurlijk nooit met 106 bedrijven tegelijk aan hetzelfde project bezig. Je ziet is dat er binnen Brainport Industries weer verschillende – ik noem het maar even – gelegenheidsconsortia ontstaan. Bedrijven die samen een innovatieprogramma starten en hier een business case voor ontwikkelen. Andere leden gaan weer aan de slag met het onderwijs. Of bedrijven trekken samen onder de Brainport Industries vlag naar de Hannover Messe of andere beurzen. Iedereen pakt in clubjes steeds een voor hen relevant thema op. Dat werkt prima.”
Hoe zorg je dan toch voor samenhang tussen al die bedrijven?
“Ik zie mezelf een beetje als een dirigent die de harmonie in het orkest probeert te bewaren. Door continu in gesprek te gaan en te luisteren bijvoorbeeld. Maar ik houd er ook van als mensen zelf met inbreng komen. Voor een lekkere jamsessie tussendoor moet er altijd ruimte zijn. Initiatief nemen. Dat is het mooie aan deze sector. De mensen zijn ondernemend, oprecht en direct. Ik ben nog geen verborgen agenda’s tegengekomen. Iedereen beseft dat we het samen moeten doen, een soort wederkerige afhankelijkheid. We kijken regelmatig bij elkaar in de keuken, zo weten we wat er speelt.” Blankendaal zucht. Door de coronamaatregelen gaat alles nu digitaal. “MTA uit Helmond, al lang lid bij ons, heeft al een jaar een nieuw gebouw, maar nog niemand is er binnen geweest. Dat is jammer. Iedereen is super enthousiast om elkaar straks – ik hoop rond de zomer – weer te kunnen ontmoeten.”
Wat is voor jou het hoogtepunt van 10 jaar Brainport Industries?
“Er zijn natuurlijk een aantal dingen te noemen. De start van het innovatieprogramma Fabriek van de Toekomst bijvoorbeeld. Hier gebeurt veel rondom belangrijke onderwerpen in de industrie. Dat de provincie (Noord-Brabant red.) en de BOM zich hier zo sterk aan verbinden, vind ik mooi. Maar het absolute hoogtepunt is toch wel de komst van Brainport Industries Campus. Dat heeft de nodige energie gekost en dat het uiteindelijk gelukt is, zie ik als een mooie prestatie. Niet van mijzelf alleen natuurlijk. Ik zie BIC als ons clubhuis waar alles samenvalt. Hier vind je onderwijsinstellingen, productiebedrijven en hun leveranciers. Allemaal onder één dak. Ik zeg niet dat er op andere plekken niets gebeurt, maar wat hier samenkomt is uniek. De BIC geeft de innovatieve maaksector een gezicht. Ook in het buitenland.”
Zijn er dingen die je achteraf anders had gedaan?
Na een korte stilte aan de andere kant van de lijn, begint Blankendaal hardop te denken: “Ik zal echt niet alles goed hebben gedaan, maar ik weet niet of ik dingen anders aan zou hebben gepakt. Lastig. Misschien in kleine details. Maar over de grote lijn ben ik happy. Misschien dat ik soms te snel wil, dat ligt nu eenmaal in de aard van het beestje. Hadden we met meer mensen misschien meer kunnen bereiken? Maar de lengte van je springstok bepaalt ook hoe hoog je komt. We hebben met een bescheiden team veel bereikt de afgelopen jaren.”
Je bent al vanaf het eerste uur betrokken, hoe blijf je een frisse kijk op zaken houden?
“Ik loop al een tijdje mee inderdaad en nu ik ouder word zie ik dingen vaker voorbij komen. Het is voor mij belangrijk om met een open blik te blijven kijken. Ik ben continu aan het sparren met mensen uit het werkveld, ga overal langs, zie en praat veel. Ook internationaal of in andere sectoren wil ik zien hoe bedrijven het aanpakken, daar kunnen we van leren. Die nieuwsgierigheid zit in me. Ik ben geen techneut, ik heb helemaal geen verstand van techniek, maar het dwingt me wel om op een andere manier te kijken.”
Waar kijk je de komende tijd naar uit?
“Om de maakindustrie verder te helpen ben ik ervan overtuigd dat we op EU-gebied nog intensiever moeten samenwerken. Hier ga ik me de komende tijd voor inzetten. Niet alleen heel belangrijk, maar ook leuk. Ik geniet sowieso van de diversiteit aan bezigheden. Van de instroom van talent via het onderwijs tot het opzetten van innovatieprogramma’s. Die afwisseling houdt m’n werk leuk.”